Deze artikelenreeks is geschreven door Richard Kiewiet, voorheen beheerder van “het Oerd”,
het omvangrijke natuurpark aan de Oostzijde van Ameland.
Deze artikelenreeks is geschreven door Richard Kiewiet, voorheen beheerder van “Het Oerd”, het omvangrijke natuurgebied aan de oostzijde van Ameland.
Met het lengen der dagen worden de tekenen van nieuw leven, van naderende lente, nadrukkelijker en talrijker. Er komen nieuwe kleuren en tinten in de duinen en er zijn vanaf half maart al nieuwe blaadjes aan de bomen en struiken. Het water krijgt een andere kleur, de lucht, de geur, ja de hele natuur wordt anders. Er gebeurt iets, maar je kunt het niet onder woorden brengen.
Je voelt je beter en gezonder dan je naar de eerste rondvliegende vlinder Kleine vos kijkt, al is het maar de kleine vos, die zacht over de kale duintjes bij paal 23 rondvliegt. Ze danst van de een naar de andere struik en is plotseling hoog over de duinen weggefladderd, de blauwe lucht in. Je tuurt haar na en knippert met de ogen. Het licht is sterk en de luchten zijn helder. De ogen moeten nog wennen na een winter die we eigenlijk geen winter kunnen noemen. Ook onder de eenden, die dit jaar wel erg massaal aanwezig zijn, merk je al vroeg de symptomen van de lente.
Verliefde mannetjes draaien om de bruin getinte vrouwtjes heen en voortdurend klinkt er op het Oerdswater gespat en gefladder van driftig rondzwemmende vogels. Het zijn allemaal inleidende voorbereidingen voor het nieuwe seizoen en het zal nog weken duren voordat het voor iedereen ernst is, al hadden de eerste eenden al eind februari eieren.
Het onovertuigende gezang van de vogels, aanvankelijk nog zacht en binnensmonds, zal weldra uitgroeien tot een jubelend koor van merels op Ameland verschillende wijsjes. Ook de dagen er na met koude noordenwinden viel het voor hen niet mee. Alleen de bosvogels zoals merels, lijsters, mezen en vinken lieten zich toen nog horen. Later werd het allemaal beter en het broeden van de meeste soorten kan weldra beginnen. Dit begint altijd met de balts. Hetgeen we bij zoogdieren bronst noemen, verschilt niet van de balts van de vogels. Een mannetje probeert een wijfje te veroveren en laat dit in zijn gedrag uitkomen. Soms zien we ze ook wel vechten, maar dit zijn meestal schijngevechten.
We kunnen hierbij aan de kemphanen denken. Waarschijnlijk dat de meeste mensen uit Ballum dit wel eens gezien hebben bij hun ijsbaan.
Bij veel vogels bestaat de balts uit bedelen om voer door de wijfjes. Bij mussen zien we dit al in maart. Bij de wilde eend zien we dus de woerden in kringetjes om de wijfjes zwemmen. Duiven knikken en buigen, kraaivogels die hier weliswaar niet voorkomen, dansen. Kieviten vliegen over de kop en zangvogels zingen. Elke vogelsoort heeft dus zijn eigen manier. Bij zangvogels zien we dat alleen de mannetjes zingen. Daarmee geven ze aan dat ze een gedeelte van het gebied als hun eigendom beschouwen, waar andere mannetjes geweerd worden. We zien dan soms territoriumgedrag. Het uitvechten wie de baas is in dat gebied. Tevens dient de zang om een wijfje te lokken.
Is er eenmaal een wijfje verschenen dan vermindert de intensiviteit van de zang om later nog minder te worden. In deze periode worden de zangvogels geïnventariseerd. Dit wordt allemaal op zang gedaan. Als we naar de nesten zouden gaan zoeken, zouden we lang niet alles vinden en ook nog veel verstoren.’s Morgens vroeg als de zon opkomt dan zitten bijna alle zangvogels te zingen. Overdag is het siësta. ‘sAvonds tegen donker herhaalt de zang zich weer. Het is dus zaak dat we in het gebied aanwezig zijn voor inventarisatie. We lopen dan heel langzaam door het gebied om alle geluiden die we horen op te schrijven. We moeten dan elk geluid van elke soort herkennen. Dat leren we niet in een jaar. Daar gaat de nodige tijd inzitten. Vooral omdat het maar enkele weken per jaar voorkomt dat de mannetjes volop zingen.
Als we beseffen dat er op Ameland alleen al ongeveer 110 verschillende vogelsoorten zitten te broeden dan weten we dat het erg lastig kan zijn om ze te herkennen. Als een mannetje
tijdens de broedperiode altijd op ongeveer dezelfde plaats zit te zingen dan is dat voor 100% zeker dat daar ook een vrouwtje zit te broeden. Zo komen we dus aan de gegevens wat het aantal broedgevallen betreft.
Als er dus eenmaal een paar is gevormd dan wordt er een nest gebouwd, gecopuleerd en de eieren worden gelegd. Daarna begint het broeden. Bij vogelsoorten waar het mannetje en wijfje niet of weinig in uiterlijk verschillen lossen beide geslachten elkaar vaak af met broeden. Zijn de mannetjes veel opvallender van kleur, dan broeden meestal alleen de wijfjes.
Het broeden duurt enkele weken. Als de jongen zijn uitgekomen, breekt voor de ouders een tijd van grote drukte aan. Er is in de vroege zomer genoeg groen, bloemen en insecten. Jonge vogels groeien zeer snel door hun vlotte spijsvertering. Ze hebben dus veel voedsel nodig, vooral veel eiwitten. Daarom hebben ze meer aan insecten dan aan plantenvoedsel. Zelfs echte zaadeters zoals vinken en mussen brengen hun jongen vooral insecten of larven. Dit vinden ze dus in hun territorium dat ze al lange tijd bezet hebben gehouden.
Na enkele weken verlaten de jongen het nest. Ze krijgen hetzelfde verenkleed als hun ouders en ze leren vliegen. Het voeren door de ouders vermindert en houdt tenslotte helemaal op. Na enkele weken of maanden zijn de jongen geheel zelfstandig. Bij veel soorten is het gewoon dat de ouders dan nog een broedsel voortbrengen.
Ze produceren dus gemakkelijk 10 tot 12 nakomelingen per jaar terwijl de jaarlijkse fluctuatie van de soort weinig schommelt.
De zangvogels worden gemiddeld ook maar 14 maanden oud. 85% van de jonge vogels is in het eerste levensjaar al dood.
Dit is beslist geen ach en wee of zielig. Nee, zo zit de natuur in elkaar. Wat dood gaat wordt opgegeten en heeft dus een functie. Of de jonge vogels worden gepakt door een roofvogel of ze gaan dood door ziekte of voedselgebrek. Dan komen de insecten of bacteriën die ook voedsel nodig hebben. Zo wordt het dier gereduceerd tot nul. Een heel mooi, ingewikkeld systeem in de natuur.
Er zijn zelfs insecten die leven van de uitwerpselen van de vogels.
Een verschil tussen de weide- en zangvogels is dat het nest van de weidevogels veel primitiever is gebouwd en dat de jongen snel hun voedsel vinden. We noemen dit nestvliegers, in tegenstelling tot de hulpeloze jongen van de zangvogels. Dit noemen we nestblijvers. De weidevogels en zangvogels hebben dus een territorium waar ze broeden en eten zoeken.
Meeuwen en sternsoorten broeden in kolonieverband en zoeken hun voedsel buiten hun broedgebied met name op het wad. Ja, zo gaat het ongeveer bij de vogels. De huwelijksmarkt zal weer groot zijn. Op verscheidende plaatsen zullen weer samenscholingen plaatsvinden en ons mensen valt dit het meest op bij de scholeksters.
Tientallen bonte pieten (scholeksters) bij elkaar, allemaal met hun hoofd naar beneden gericht en daarbij veel geluid makend. Een spel van wondermooie bewegingen en wendingen. De buizerds zullen weldra wegtrekken, op een enkeling na die zich graag ophoud in het kwekerijbos. Hun plaats wordt weer ingenomen door de kiekendieven, tureluurs en grutto’s. Ook de veldleeuwerik zingt al zijn lied en samen met het gejodel van de wulp kondigt dit ons het voorjaar aan. Al moeten er nog vele zangvogels komen, zoals de koekoek die meestal tegelijk met de nachtegaal en de zwaluw arriveert.
Het duintapijt gaat zich tooien met bonte kleuren. De korstmossen krijgen diepere korstmoskleuren, de kale zandplekken worden bezocht door de graafwespen en de duinviooltjes, ooievaarsbekjes en wilgenroosjes geven straks mede de kleur aan de duinen. Ook de torenvalk zweeft alweer om zijn horst, een verlaten en oud eksternest zonder kap. De fazantenhaan heeft zijn harem hennen weer om zich heen vergaard en ik verbaas me erover hoeveel er de winter door zijn gekomen. Deze winter die dus eigenlijk geen winter was kwam voor deze soort dus mooi op tijd want op de lange termijn maak ik me nogal zorgen om hen.
Afijn, het wordt voorjaar. Kom mee naar buiten allemaal dan zoeken wij de wielewaal.
De maartzon schijnt over ons eiland. De lente is in aantocht en de dieren c.q. de vogels laten dit ook uitbundig horen. Veel vogels komen hier om hun jongen groot te brengen. Een aantal soorten zijn hier de hele winter gebleven. Vogels die het gehele jaar dezelfde standplaats hebben noemen we dan ook standvogels. De spreeuw is er een van, al laat hij zich in de winter weinig in aantal zien. Ze overnachten ‘s winters vaak in hetzelfde nest waar ze hun jongen hebben grootgebracht.
Met wat nieuw mos en hooistrootjes maken ze het nest weer fatsoenlijk. Ook zijn er spreeuwen die in de winter wel wegtrekken, maar dan niet ver weg. Dit zijn dan niet een van die grote reizigers die duizenden kilometers op hun vleugels afleggen en ver weg tot Afrika reizen, nee, deze zwarte knaap is meer bescheiden. Hij volgt wel graag de vorstgrens en nu in het voorjaar zien we jaarlijks grote tot zeer grote groepen doortrekken van west naar oost. Het gaat dan om groepen van enkele tienduizenden. Ze zijn vrijwel allemaal afkomstig uit Engeland en bij het verdwijnen van de vorst weer op weg naar Polen, Scandinavië of hier.
Ook de spreeuwen die in grote aantallen over Ameland vliegen, trekken daar naar toe. Ze trekken als een deken over ons landschap. De vliegbasis in Leeuwarden ziet ze op hun radar aankomen. Het gaat heel georganiseerd. Ze stijgen allemaal op dezelfde dag op in Engeland en komen over een breed front aanzetten over zee. In de vorm van dat front kun je zelfs de vorm van Engeland duidelijk herkennen. Uit de radar peilingen blijkt dat de samenstelling sterk wisselt. Ze zien duidelijk dat er groepen wegtrekken, maar dat er ook weer nieuwe groepen bijkomen. De meeste die hier aankomen blijven enkele weken hangen om voedsel te zoeken en hun vetvoorraad weer op te bouwen, sommigen blijven hier om te broeden. De spreeuw is een zeer sociale vogel; ze zoeken elkaar op, slapen bij elkaar en vliegen dus ook rond in grote zwermen. Maar zoals gezegd, ook de spreeuw wordt om deze tijd actiever en gisteren zat er zelfs weer een bij mijn spreeuwenpot in de tuin. Zo’n spreeuwenpot is ook een apart verhaal, we zien ze de laatste jaren weer meer verschijnen nadat ze toch meer dan 100 jaar niet meer voorkwamen.
Het is een pot gebakken van klei in de vorm van een fles met een dikke buik. Hij wordt horizontaal tegen de muur gehangen, de zijkant is plat met een opening erin, deze opening hangt tegen de muur aan. De flessenhals wordt gebruikt om in en uit te vliegen. Ze nestelen er graag in en vroeger werden ze zeer veel gebruikt om ze erin te laten broeden.
Als men de spreeuwenpot van de muur haalde kon men door de opening aan de zijkant zien hoe groot de jongen waren. Als ze groot genoeg waren werden ze eruit gehaald en opgegeten. Erg vernuftig om op zo’n manier aan je vleesmaaltijd te komen. Maar daar zat hij dan, op zijn gemak voor de spreeuwenpot. En waarachtig, hij begon te zingen dat het een lust was. Op zich is spreeuwenzang niks bijzonders, het is geen kunstig merelgefluit zoals de mannetjesmerel klaarspeelt hoog in de top van een boom, het is ook geen schetterende vinkenroffel en geen glashelder koolmezenwijsje. Het is een geslijp en geschuur met veel vuur en niet al te veel kunst. Wel kunstig is de imitatie van de andere vogels, die vooral in de tijd dat we nog t.v. antennes op het dak hadden staan, nagalmden in de schoorsteen beneden.
Maar wie zou de spreeuwenzang willen missen. We staan bij de soorten die in groten getale aanwezig zijn en zeer algemeen voorkomen vaak weinig stil, maar neem nu de scholekster, als ook deze er niet meer was zou het wel erg stil zijn in het voorjaar op ons eiland.
Nu de winter bijna voorbij is en de weilanden weer bevolkt zijn met de kieviten, grutto’s, tureluurs en zelfs de leeuwerik zich alweer vanaf 2 februari laat horen, is ook de spreeuw weer actief.
Tussen de vele plassen water die nog op de weilanden liggen, een restant van een zeer natte winter, scharrelt nu ook deze soort actief heen en weer op zoek naar regenwormen en insectenlarven. Als je dan al die vogels in de weilanden observeert dan denk je wel eens hoe het mogelijk is dat ze uit de bodem al hun eten kunnen halen. We beseffen het vaak niet maar de bodem van het land is zeer voedselrijk. In een vierkante meter bodem zit tot een diepte van 30 centimeter, een onvoorstelbare hoeveelheid organismen. Om een voorbeeld te geven kunnen we zeggen dat er biljoenen schimmels en bacteriën, 1-20 miljoen aaltjes, 1000- 25000 wormen, 1000-5000 slakjes, 50-200 spinnen, 50-200 pissebedden, 50-200 duizendpoten, 100-600 kevers en dan nog duizenden overige insecten. Je zou er bijna geen stap meer op durven zetten. Allemaal eten voor de vogels.
Als straks de spreeuw zijn eega heeft uitgezocht kan de voortplanting beginnen. Eerst moet er nog een nestplaats gevonden worden, vaak hetzelfde nest als vorig jaar, dat dan nog opgeschoond moet worden. Dan moet er nog strijd geleverd worden met de mussen uit de buurt.
Deze moeten van zijn territorium verjaagd worden, wat nog vrij gemakkelijk gaat zolang de mus niet getrouwd is. Is dit wel het geval dan kan er nog een felle strijd ontbranden om de meest geschikte broedlocatie. Dat dit rondom uw huis is, is mooi meegenomen. In het natuurgebied Het Oerd hoeven we ze niet te zoeken.
Het is zolang de broedvogelinventarisatie is vastgelegd en dat is toch al vele tientallen jaren het geval, nog niet voorgekomen dat deze soort op het Oerd aanwezig was als broedvogel. Misschien zouden we dit vrij gemakkelijk kunnen veranderen door nestkasten op te hangen, maar dat is niet aan de orde zolang wij voor een natuurbeheer van spontane ontwikkeling hebben gekozen op oost Ameland. U kunt dit zelf wel in uw tuin doen. Een spreeuwenkastje behoeft men niet al te zorgvuldig te bouwen, want 4 wanden een dak en een bodem houden elk nest bij elkaar. Het zal dan ook niet lang duren of het wordt bewoond; een nest wordt gemaakt en 5 mooie dofblauwe eieren worden gelegd en bebroed. Het broeden wordt afwisselend gedaan door beide partners, zodat geen van beiden zich overwerkt.
Dan heeft een merelwijfje het moeilijker, want zij moet haar eieren alleen uitbroeden. Zolang er wordt gebroed is er niets bijzonders te merken bij het nest wat ook vaak bij u in de buurt onder de dakpannen zit. Wanneer de jongen zijn uitgekomen dan begint het pas. Dan vliegen de oude vogels af en aan want 5 jonge snavels zitten de hele dag opengesperd om hun hongerige magen te stillen. Het meeste werk gebeurt trouwens bij zonsopgang, wanneer de meeste mensen nog op één oor liggen. In de eerste uren van de dag, die zomers al rond 4 uur begint, wordt het meeste werk verricht. In die tijd van het jaar is ook het meeste voedselaanbod.
De jongen in het nest worden naakt en blind geboren. We noemen dit nestblijvers. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld jonge kieviten. Die worden met dons en al geboren en lopen binnen een dag van het nest weg. We noemen dat nestvlieders. Als later de dons overgaat in blijvende veren en ze groot genoeg zijn, dan verlaten de spreeuwen half fladderend en vallend hun nest. We horen dan ook de ouders veel geluid maken om hun jongen te stimuleren uit te vliegen. Zitten ze eenmaal op de grond dan wandelen ze parmantig, maar onwennig door de tuin. En dan komt de kat van de buren die wel eens wat anders wil hebben dan kittekat en die eet ‘m op.
Vroeger waren er nóg twee dorpen, Sier en Optenoort. Andere geschriften spreken van een derde verdwenen dorp, Swartwoude. Ook wordt Oerd als een verdwenen dorp genoemd.
De zon komt op. De nacht maakt plaats voor de dag. Langzaam verdwijnt de donkere wolkenmassa en lichte heldere zonnestralen verwarmen het landschap. Binnen een half uur is het helemaal dag en zal de belichting zijn zoals die normaal dient te zijn overdag.
Dieren die de nacht hebben gebruikt om te foerageren zoals de egels, waterrallen, reeën, nachtvlinders e.d. begeven zich nu in rust en de dagdieren worden langzaam ontdooid. Het zijn toch altijd weer de vogels die de dag als eerste begroeten.
Het water is zakkende, het wordt eb. Het eb en vloed ritme houdt zich niet aan het dag- en nacht ritme. De aarde die, samen met de maan, de eb en vloed beweging veroorzaakt, blijft ongestoord doordraaien in dit voor menselijke begrippen onnoemelijk groot heelal. Scholeksters, meeuwen, nachtegalen en merels, alles is in rep en roer. Vol vreugde begroeten ze de nieuwe dag.
Voorjaar, voorzomer, de voortplantingstijd. Een van de meest indrukwekkendste natuurverschijnselen op deze aardkloot.
De tijd waarin 2 tot 1 komen. Voor de dierenwereld absoluut de mooiste tijd van het jaar. Een enkele dauwtrapper verschijnt op het Oerd en de zeilboot die de hele nacht voor anker heeft gelegen ter hoogte van paal 21 hijst zijn zeilen. Het belooft een mooie dag te worden. Het water op de Noordzee is spiegelglad en zachtjes glijdt de overnaadse polyester boot door het water. Omgeven door een enkele meeuw die in de zacht bruisende branding meedeint in de lucht.
Bij het ratelpopulierenbosje schijnt wat aan de hand te zijn. De merel die daar zijn nest heeft vliegt tikkend op. Zijn alarmroep stemt schel in de vroege morgen. Ook kauwen die dit bosje aandoen als slaapplaats schrikken en een houtduif kleppert weg. De takken bewegen en kraken licht. Een kapitale reebok stapt uit de dekking en spitst zijn oren. Ook hij weet dat de vogels niet om hem zo alarmeren, in hem zien ze weinig gevaar. Nee, het is de verwilderde kat die hier al lang rondhuist en op jacht is. Even laat hij zich zien, vertrouwend op zijn schutkleur die hij eigenlijk niet heeft, maar het zelf niet beseft. Een rood met witte zwerfkat, een vrouwtje aan de kleur wit erbij te zien. Zij zal menig nest verstoren en haar vangen in een vangkooi is er niet bij om deze tijd van het jaar. Het is voor haar nu tafeltje dekje .
De flinterdunne bewolking zal spoedig oplossen door de kracht van de zon. Door mijn verrekijker zie ik dat een dorpeling uit Buren zijn hardernetten controleert op het wad bij de Oerdsloot. Als hij slim is laat hij de netten nog een “tij” staan.
Met dit weer zal hij zeker succes hebben. Het vee op de vennootvlakte staat rustig te grazen en in de verte is iemand uit het dorp Buren bezig om zijn schaapjes te verzamelen.
Hij zal ze wel “uit de jas helpen”. De tijd voor de sluitingsdatum om wol in te leveren dringt.
De temperatuur loopt op en de bloemblaadjes van de meeste bloemen openen zich steeds verder om zoveel mogelijk warmte op te vangen. De bijna nostalgische geur van wilde bloemen doordringt mijn reukorganen en tijdens het doorkruisen van een vochtige vallei overheerst de geur van watermunt. De zon klimt hoger aan de hemel en rond 13.00 uur heeft hij zijn hoogste stand bereikt en staat dan precies in het zuiden. In de warmte bij de roze meidoorn dansen duizenden vliegjes dicht opeen gepakt in de lucht. Allemaal mannetjes die met deze zgn, bruidegomsdans een vrouwtje proberen te lokken. Ze kan uitzoeken en heengaan.
De graafwespen zijn druk bezig om op een kaal plekje zand een nieuw holletje te graven en een duinkonijn die voor mij opspringt heeft zijn eerste generatie jongen al grootgebracht.
Hoe hoger de zon staat hoe rustiger het wordt in de natuur. De dieren gaan weer in rust om tegen de avond hetzelfde ritueel te herhalen als des morgens.
De schaduwen glijden mee met de zon alsook de steeltjes van de bloemen. Er verschijnen meer toeristen op de Oerdblinkert om te genieten van het landschap en hun vakantievrijheid. Het “tij” is gekeerd en de boeien op het wad wijzen nu een andere kant op. Het zal niet lang meer duren voor het water weer zacht tegen de kwelderrand aanklotst.
Duizenden bonte strandlopers worden verdrongen van het wad door het opkomende water en in grote wolken samengepakt laten ze op weg bontestrandlopernaar hun hoogwatervluchtplaats op de Hon nog een prachtig schouwspel van vliegkunst zien. Ze dansen als één massa door de lucht en als op commando veranderen ze tijdelijk van richting, waardoor het lijkt of ze allemaal van donker naar lichtgekleurd veranderen.
Het weer is zo mooi als maar denkbaar is, de zon schijnt en het is windstil. De Waddenzee ligt er glad en stil bij. De wolken zijn duidelijk te zien in de weerspiegeling van het water. De horizon in het zuidwesten kleurt sterk donker op wat erop duidt dat er ver van hier een ander weertype is.
Een fazant die lang aan de rand van het pad langs de kwelder uitkeek, komt eindelijk te voorschijn en neemt een stofbad. Hij heeft voor even zijn nest bij de dode tot halfdode vlier in vallei 5 verlaten en de zachtgroene korstmossen op de stam van de vlier doen met dit tegenlicht donkerder aan. Ja, de vlier heeft zijn tijd gehad. Hoeveel generaties heeft hij hier gestaan. Welke Amelanders heeft hij zien gaan en komen. Jagers, wandelaars eierzoekers, bramenplukkers, verdwaalde toeristen. Wie zal het zeggen, maar nog meer, wie weet het.
Torenvalk op het Oerd. In het noorden ligt al urenlang een verdacht donkere bewolking achter de branding. Hij nadert meer en meer en in de middag wordt het Oerd omsloten door mist. De zgn. zeedamp. Sluiers mist waaien van noord naar zuid over het eiland. De misthoorn van het boorplatform bij paal 19 huilt een ééntonig lied. De geluiden van de natuur verstompen in de nevel en alles geeft een spookachtige indruk. De temperatuur zakt gelijk een aantal graden en de bergeenden die groepsgewijs in de duinen zitten te wachten tot hun partner uit een konijnenhol komt, om gezamenlijk te foerageren op het wad, steken hun kop dieper in de veren.
De torenvalk die zich ten ruste heeft begeven bovenop een meidoorn, verdraait zich iets, zodat ie precies met zijn kop en verenkleed de windrichting aangeeft en trekt een poot in. Meerdere bloemblaadjes sluiten weer. Zacht beginnen de helmen te wuiven. De toeristen in hun bermuda broekjes en T shirtjes met korte mouwen verdwijnen weer in westelijke richting. Het is nu geen aantrekkelijk weer om zo gekleed buiten te zijn.
Winter en lente. Zomer en herfst. De zee, de zon, de getijden. Regen en droogte. Zie, de gele bladeren vallen. Met de zomer is het gedaan. Het gehuil van wind en regen, kondigt ons de winter aan. Kinderen worden geboren en een enkele ouderling is gestorven. De wind rukt, de zon koestert. De mens wikt en God beschikt. Alweer een seizoen voorbij. De herfst heeft zich aangekondigd. Het hooi is van de landerijen, het was een goed groeiseizoen.
Ik sta op een hoog duin en kijk de bruisende Noordzee over. De zee is onstuimig. Ginds vaart een schip. Op weg naar een veilige haven. De radio geeft windstoten van 9 á 10 Beaufort door. Iedereen is op weg naar een veilige haven. Ik steek mijn handen wat dieper in mijn zak en overpeins. Waar gaat het heen. Hoe zal het komen. Wie zijn wij en wat beweegt ons.
Ik draai mijn hoofd schuin naar boven en ik kan tussen de heldere noordenwind wolken een vliegtuig zien vliegen die ook op weg is, een heldere streep condens achterlatend. Vergaderingen gehad, kranten gelezen, nieuwsbulletins gevolgd. De aarde kreunt en draait. Wat is de draagkracht van de mens en de natuur. De wereld raakt op zijn eind. Bloei en afbraak, goede tijden slechte tijden. De massa is vaak te groot op een te klein oppervlak. Steden, eens de grote verworvenheden van beschaving, verloederen tot explosieve vergaarbakken van armoede, werkloosheid en misdaad. Irritaties groeien na jaren uit tot vernietiging. De tijd heeft haast. Snelle veranderingen volgen elkaar op. De nieuwste uitvinding is morgen alweer achterhaald. We praten door glasvezelkabels. We spreken over de nieuwe economie en plutonium is op de zwarte markt verhandelbaar. De zoveelste satelliet wordt gelanceerd.
Ik draai me om en kijk naar het landschap. Het is vredig en mooi en de struiken glinsteren in het water van de valleien in de duinen. Zacht scheert er een kiekendief langs mij heen. Al de mijmeringen over de wereldproblemen gaat aan hem voorbij. Hij leeft zijn leven en is niet bang voor de dood. Dat kent hij niet, behalve het moment dat hij gepakt wordt door een predator. Dan volgt er een kort moment van doodsangst en uit is zijn verhaal. Wie is het rijkst van geest, de mens of het dier. Het landschap en de kiekendief brengen mij weer in het heden.
Het is een typische herfstdag de volgende morgen, vochtig weer met zwakke wind. Op de achtergrond hoor je de zee bruisen. Op het moment is het laag water op het strand en een enkeling uit Buren zal wel aan het garnalen kruien zijn.
Ik loop even verder naar het slaapbosje van de kauwen, die al een kwartier bezig zijn om een sperwer te pesten als onverwachts een reebok uit het bosje verschijnt. Snel pak ik mijn kijker om nog net te kunnen zien hoe hij over een sperwerduintje in oostelijke grauwekiekendiefrichting verdwijnt. Het is een teruggezette bok, zoals dat heet. Eentje die zijn beste jaren gehad heeft, wat als eerste aan zij gewei te zien is. De rechterstang is tevens korter dan de linker. Afgelopen zomer heb ik de bewakers van het reservaat verschijnende keren over hem horen praten. Ik wacht tot hij zich nog een keer laat zien. Een opgejaagd ree laat zich vaak nog een keer zien. Meestal snel omkijkend op een hoger duin om te zien waar en wat het gevaar nu is. Helaas, vandaag laat hij het bij een keer.
Ik wandel verder en hoor op de achtergrond het bekende hoge piepen van de goudhaantjes die zich uitbundig maar vaak ongezien ophouden in de bossages.
Even laat de winterkoning zijn laatste zang horen. De konijnen zitten met de wind in de rug.
Alle vlieren dragen nu veel zwarte rijpe bessen. Hoe rijper, hoe zwarter en sommige takken hangen zwaar naar beneden onder het gewicht van de bessen. Klepperend vliegt er een houtduif weg en de velduil, die steeds zeldzamer wordt, is haastig op zoek om voor de avond nog zijn krop vol te krijgen. Kraaien zijn aan het spelen in de lucht en onder mekaar maken ze ruzie.
Overheersen in het voorjaar het krijsen van de zilvermeeuwen en het pieten van de scholeksters het duingebied, met in de meimaand het schelle geluid van de regenwulpen, die met 3 a 4 klemtonen hoog doortrekken in noord- oostelijke richting. Nu om deze tijd van het jaar is het geluid van de branding die met hoog water aan de zuidkant van de kwelder op de Hon krabbelend tegen een afslagrandje klotst. En natuurlijk het constante tikken van de lijsterachtigen. Op zo’n manier waarschuwen ze elkaar voor gevaar. Overal kom je ze tegen. Onder elke struik vliegt er bij benadering wel 1 of 2 op. Ik kijk naar beneden, naar een stuk sprokkelhout, waarop ik ‘m ineens zie liggen. Een van onze kiekendieven.
Een van onze jongen die we gevolgd hebben met het opgroeien. Geboren in juni en geringd in juli, als bijna vliegvlug jong. Hij heeft niet lang mogen genieten van het leven. Als kadaver ligt hij hier ongeveer 100 meter van zijn geboortenest. De mieren hebben massaal bezit van hem genomen en bij het afbreken van zijn poot om zijn ring eraf te halen, die opgestuurd wordt naar het ringstation in Arnhem, merk ik pas welk een vieze geur eraf komt. Helaas, hij is niet meer. Alles is vergankelijk.
Een verlaat koolwitje vliegt nog rond en de meeuwen met jongen vliegen nu hoog en vertrouwd rond in de lucht. Ze hebben hun plicht gedaan en de jongen staan nu zelfstandig in het leven.
goudhaantje
De hele middag komen groepjes rotganzen aanvliegen vanuit de Noordzee. Constant groepjes van 50 tot 100 vliegen boven de branding. Deze vogelsoort heeft tot kilometers papieren discussie stukken geleid, om een oplossing te vinden voor de jaarlijks honderdduizenden guldens landbouwschade die ze veroorzaken op ons eiland. Het zal de rotgans een rotzorg zijn hoe de grote mensenmassa beneden hen denkt. Ze zijn vermoeid van hun reis van vele duizenden kilometers en willen alleen maar rust en eten.
De media projecteert de natuur vaak als mooi, lief en aardig. Niks is minder waar. Het landschap is mooi, maar de dieren die erin leven hebben een keihard bestaan. Constant zijn ze bezig om in leven te blijven. Elk moment van de dag wordt er gedood. Als een roofvogel een muis pakt, sterven de jonge muisjes een hongerdood. Als een roofvogel een konijn pakt, dan wordt het levend opgegeten, beginnend bij de nek. Zieke konijnen worden levend de ogen uitgepikt en zelfs was er een melding dat kauwen en kraaien de ogen van een ziek maar levend lam uitpikten. In de winter sterven vele dieren een hongerdood. Vlinders en rupsen worden levend opgegeten. 85% van de jonge vogels die dit jaar geboren zijn, zijn in januari al dood. Nee, niks mooi en lief is de natuur. Hard, keihard is het gestaan. De mens heeft zijn hersens ontwikkeld dus ook zijn emoties zijn sterker. Vaak kijken we met menselijke emoties naar de dierenwereld. Zo kan het gebeuren dat een toerist bij me aan de deur komt met een ziek konijn onder zijn arm. Helemaal vanaf het Oerd meegesjouwd. Zielig vindt hij dit en vraagt of ik ‘m naar een dierenhospitaal wil brengen. Is hier ook een dierenambulance?
Bij de gelderse roos waarvan de bessen zacht in de wind waaien, duikt de velduil met zijn vleugels samengevoegd naar beneden. Nu vliegt hij niet meer op maar blijft zitten en heeft iets tussen zijn poten geklemd. Hij heeft zijn prooi te pakken voor vandaag. Stiekem had hij gehoopt dat het een ziek konijn was.